Magazines + Newspapers

O O R

18th November 1989

Pages 3, 44, 46, 57, 58, 59, 61

DEBORAH HARRY
In de winter van 1978 was ze plotseling daar! Debbie (tegenwoordig Deborah) Harry, de verpersoonlijking van de New Yorkse new wave band BLONDIE.
BLONDIE was iets nieuws en bracht tussen 1977 en 1981 een reeks hitsingles en albums op haar naam, zoals ‘Denis’, ‘Heart of Glass’, ‘Rapture’, ‘The Tide is High’. In 1982 was het afgelopen met BLONDIE. De solo carrière van Deborah Harry begon in 1986 met de release van het album ‘ROCKBIRD’. Anno 1989 verrast zij ons met het schitterende album ‘DEF, DUMB & BLONDE’. ‘DEF, DUMB & BLONDE’ bevat een aantal voortreffelijke songs waaronder de door The Thompson Twins geschreven single ‘I want that Man’. De produktie werd verzorgd door Chris Stein, Mike Chapman, Tom Bailey en Arthur Baker. 21 november éénmalig optreden Deborah Harry + Band in Paradiso, Amsterdam.


Het Broekje van Debbie Harry

door Tom Engelshoven

Debbie Harry was ‘the missing link’ tussen Marilyn Monroe en Madonna. Haar band, Blondie, bracht tienerpulp in de punktijd, disco in de new wave-periode en blanke rap toen zwarte rap nog niet eens ‘in’ was. Een terugblik op het leukste alternatief voor ABBA dat de jaren zeventig de muziekgeschiedenis bood.
Reden: Debbie is terug, 44 inmiddels (even slikken), maar wederom Def, Dumb & Blondie.

Het begon met een broekje. Nu begint heel veel in het leven met een broekje, maar wat Nederland (in casu een dubbel volgepakt Paradiso) betrof, begon het verhaal van Blondie op 19 november 1977 met een heel speciaal broekje. Het broekje van Deborah Harry. Martijn Stoffer, toenmalige OOR-recensent, verwoordde het zo: Deborah zorgt er in haar ‘onschuld’ nadrukkelijk voor dat haar witte kanten slipje even zichtbaar wordt bij haar kinderlijke sprongetjes tijdens de snellere nummers.

Maar goed, nu weer ter zake, vervolgt Stoffer.
Was die Stoffer nu helemaal van de ratten besnuffeld? Wat nu ter zake? Helemaal niks ter zake! Dat broekje. Dat mythische broekje. In mijn herinnering is het nog immer hagelwit, satijn, oogverblindend. Het was ook een zeer ongenaakbaar broekje. Je zag er bij die ‘kinderlijke sprongetjes’ ongeveer acht millimeter van. Genoeg om de verbeelding van velen voor de rest van hun leven op hol te doen slaan. Ik bel Theo, die nu leraar is en ergens bij Bruce Springsteen is blijven steken. ‘Hé, Thé, was jij er bij, die eerste keer in Paradiso?’ ‘Ach, man, ik heb haar wel drie keer gezien.’ ‘Maar die eerste keer?’ ‘Met dat witte slipje? Dat ze Rip Her To Shreds speelde en haar jurk van haar lijf scheurde? (Eén van Theo’s kwaliteiten is een perfecte imitatie van de Vieze Man.) Natuurlijk was ik daar bij.’
De jurk was zwart, mini vanzelfsprekend en verder droeg ze zwarte panties en ‘donkergrijs tot zwart’ leren laarzen tot net boven de knie.
We hebben nog niet gesproken over haar mond, die de mooiste was en blijft uit heel de pophistorie, over haar mooie fijne neusje, over heur haar, dat zo overduidelijk geblondeerd was, en over haar ogen, glanzend bruin en verwachtingsvol groot.
U ziet het, ik behoor tot een generatie die over Deborah Harry nooit ter zake zal komen.

STRIPFIGUREN
Voor een tiener boden de jaren zeventig weinig popvermaak. Goed, je ging eens naar The Eagles, of je ging naar Genesis, of naar Bruce Springsteen, en het was allemaal heel serieus en heel ouwelijk en niet afgestemd op vijf-, zes-, zeventienjarigen. De wereld was een beetje suf. In Rusland waarde Breznjev rond als een mummie, in de USA had je de pindaboer Carter en ‘onze’ Van Agt sloot eens een abortuskliniek, noemde zich een ‘Ariër’ en draaide rondjes in de Tour de France. Oubollige tijden. De serieuze muziekpers was nog steeds doende te bewijzen dat de muziekpers heel serieus moest zijn. Als je zeventien was in 1975 en smaak had mocht je geen lol hebben. Je moest het diepe gevoelsleven van Neil Young tot je door laten dringen, je moest dromen van romantische woestijnnachten met The Eagles. Avantgarde was Billy Cobham, die drumles gaf aan het conservatorium en waarschijnlijk met zijn lul nog wel paradiddles kon slaan. Avantgarde was ook theaterrock: Britse heren in gewaden die de synthesizers lieten fluiten op de ronde tafel van Koning Arthur. Er was een beetje straat in de songs van Nils Lofgren en Bruce Springsteen, een beetje waanzin en woede bij John Cale, maar allemaal heel geposeerd. Er was soul, maar dat was plastic en ‘niet zo’n beetje’ leeg en je mocht het eigenlijk niet leuk vinden: Tavares, Three Degrees. Er was geen leuke bubblegum na het afsterven van Chinn & Chapman-acts als The Sweet, Mud en The Rubettes. Er was wel muziek over sex, maar die ging van Down Down (Deeper And Down) en werd gemaakt door in spijkerbroek gestoken oudere heren die Status Quo heetten en het toppunt van ruigheid moesten voorstellen.
Punk verbrak een algehele status quo, maar de jaren zeventig-oren veranderden ook na 1976 niet echt: elke decibel die een trommelvlies raakte moest om onverklaarbare reden vertaald worden in ‘serieuze’ termen. De Britse punk bood, naast veel herrie, van meet af aan een keur aan slogans, dogma’s en gedragscodes. Als ‘sociale’ muziekbeweging was ze vaak drukker bezig met het bewijzen van haar sociale relevantie dan met het maken van muziek. In de Amerikaanse ‘punk’ ging het een tikje anders. Daar had je ‘muzikanten’ en ‘stripfiguren’. ‘Muzikanten’ waren natuurlijk Television en Talking Heads, wier muziek achteraf gezien nauwelijks iets met punk te maken had. ‘Stripfiguren’ waren de Ramones en Blondie. Zo werden ze gepresenteerd in 1976, als weggelopen uit stripverhalen en tekenfilmpjes. Ze kwamen knalhard aan, als booooeeeemm uit een popart-schilderij van Roy Lichtenstein. In 1976 hadden onze jaren zeventigoren nog nauwelijks geleerd dat goede muziek ook gemaakt kon worden voor ‘de lol’.
Blondie in 1977 klonk als een soap opera, een tiener B-film een flinterdun verhaaltje. Pulp. Maar prachtige pulp.
Nu had in 1977 iedereen wel een buurvrouw, oudere zus, moeder of vriendin die feministe was. De feministen van 1977 vonden dat het nu maar eens uit moest zijn met de beoordeling van vrouwen op hun uiterlijk. Ze wilden heel terecht niet langer sex-object zijn, maar ze ‘schoten’ een beetje door. Overalls en blubberige truien waren in de mode, en terwijl aan het ‘innerlijk’ hard gewerkt werd in ‘vrouwenpraatgroepen’ was er weinig animo voor het formuleren van een vrouwelijk schoonheidsideaal. Het was de tijd dat ‘een beetje feministe’ Marilyn Monroe ordinair vond.

HET DOMME BLONDJE
Met zulke zussen, moeders, buurvrouwen en vriendinnen was het tamelijk verwarrend om een zeventienjarige jongen te tijn in 1977. In de muziek liep je sowieso al een blauwtje. Op wie moest je verliefd worden? Op Linda Ronstadt?
Volgens mij ligt hier de reden voor het overdonderende succes van Blondie’s Debbie. Ze had lichaamsvormen, heel mooie, en die liet ze ongegeneerd zien in strakzittende pakjes en hupsige jurkjes. Ze zanikte niet over dwarsstraten als het verschil tussen vaginale en clitorale orgasmes, maar wilde een man In The Flesh. Helemaal dus. Ze presenteerde zich ééndimensionaal, als sex-object dus, maar ook heel kuis en onschuldig, als het domme blondje dus, maar iedereen, man en vrouw gelijk, zag wel dat ze niet dom was. Deborah Harry liep onbewust? voorop in de vrouwenbeweging: ze preludeerde op de jaren tachtig waarin ook hardcore-feministes ‘sexy’ gevonden willen worden.
En dan was er de tv… Nú hebben we makkelijk praten, maar in 1977 werden de Sabrina’s en Madonna’s niet met of zonder zichtbaar tepelrandje door de buis gespoeld. Er was geen visuele muziek-cultuur, of liever: geen visueel aantrekkelijke muziek-cultuur. Wij, tieners van toen, stonden in 1978 te juichen in de huiskamer toen Denis als Nummer Eén op Toppop kwam. Wij glommen. Van trots. Want zij was van ons. En we vonden haar niet zozeer mooi, maar haar muziek steen en steen goed. Wij vonden haar veel meer dan een sex-object (ondanks het broekje), wij vonden haar een godin. Zij had de muziek waar wij van hielden op de eerste plaats van Toppop gebracht. Daar had de muziek waar wij van hielden nog nooit eerder gestaan.
Debbie kwam van een andere planeet. Peter van Bruggen (haar ontdekker, Blondie brak het eerst door in Nederland, hij schreef het eerst over haar) verwoordde het zo in juni 1977: ‘Ze is mooier dan Vampirella en als ze lacht is het zomer.’

VERLIEFD
Blondie was natuurlijk een groep en niet Debbie Harry alleen. Een groep uit New York, vernoemd naar nota bene de herdershond van Hitler. En Blondie had een voorgeschiedenis. Waar moet die nou weer beginnen?
Ik zou toch zeggen op 1 juli 1945, want toen werd Deborah geboren.
OOR-journalist Peter van Bruggen (de grote Van Bruggen) in 1977: ‘Ik herinner me een foto in het blad Punk, genomen door Dick Harry, van de kleine Debbie, aan het strand.’
Reactie van Debbie: ‘Ik herinner me erg veel van de periode dat ik vier was. We woonden bij een park, maar het was meer als een bos. En ik speelde daar vaak, had zo’n beetje mijn eigen zandheuvel, speelde veel met jongens en meisjes uit de buurt. We speelden altijd tikkertje. Mijn moeder vertelde me laatst dat ik, toen erg klein was, vaak mijn kleren uittrok.’
Als ik dit lees denk ik dat Peter van Bruggen in 1977 heel verliefd was op Debbie. Dus ik pak de telefoon en bel hem: Peter, was je verliefd op Debbie?
‘In het begin wel. De eerste keer dat ik met haar sprak was zomer 1976 in Manchester, waar ze in het voorprogramma van Television speelde. Ze reageerde heel verwonderd, met grote ogen. Een beetje een bakvis, heel fris en verbaasd. Maar mijn verliefdheid ging gauw over. Zeker toen ze doorhad wat haar succes betekende. Debbie is redelijk snel blasé geworden.’

SMOORVERLIEFD
In 1978 sprak Peter op het popfestival te Bilzen in België met Jimmy Destri, de man die verantwoordelijk was voor de zo typerende Farfisa-toetsen in de Blondie-sound. Het was ook niet makkelijk om een man binnen Blondie te zijn: ‘We zijn allemaal verliefd op haar geweest, in de band. Zonder uitzondering. Ik ben een jaar lang helemaal smoorverliefd geweest op Debbie, het eerste jaar dat ik in de band zat. En het ergste was: ik had het gevoel dat mijn verliefdheid zuiver platonisch was voor wat Debbie betreft, maar ik reageerde het vreselijk seksueel af op ieder onschuldig argeloos meisje dat maar in mijn buurt kwam. En dat wist Debbie, hahaha. Clem had hetzelfde, en Gary heeft zijn tijd gehad, en Frankie en Nigel…’
Clem was Clem Burke, later in het leven drummer bij de Eurythmics, Nigel Harrison was de bassist, Frankie Infante speelde gitaar. Ze hadden allemaal het nakijken, want Debbie had al een vriend: Chris Stein, gitarist en samen met haar componist van de meeste Blondie-songs.

PRE-PEROXIDE
Chris was vijf jaar jonger dan Debbie. Hun relatie moet ergens rond ’68 begonnen zijn. Toen namelijk zaten zij – nadat Debbie de kunstacademie had voltooid – samen in de ‘hippie’-achtige folkgroep The Wind In The Willows. Tussen twee haakjes: Chris Stein heette toen nog gewoon Paul Klein en Debbie had steil dun donkerbruin haar en was onopvallend: ze zong lijzig en beroerde de tamboerijn, trommeltjes en bekkens. The Wind In The Willows werd destijds met veel platenmaatschappijbombarie door Capitol gelanceerd en flopte totaal. De sound was te lievig en een tweede elpee werd wel gemaakt, maar nooit gereleased. Eind ’68 ging de band uit elkaar. Vervolgens deed Debbie vijf jaar lang niks meer in de muziek. Wel werkte ze als serveerster, instructrice in een gezondheidscentrum en als ‘bunny-girl’ in een Playboy-club. Pas eind 1972, wanneer The New York Dolls de sound en sfeer van muzikaal New York bepalen, staat ze weer achter een microfoon. En wel in The Stilettos, een groep bestaande uit drie zingende en dansende dames in sexy outfits op de voorgrond en drie instrumenten bespelende heren op de achtergrond: Billy O’Connor (drummer, ging later rechten studeren, nooit meer iets van gehoord), Fred Smith (de latere bassist van Television en – weer later – echtgenoot van Patti Smith) en Chris Stein. The Stilettos speelden vooral in en rond het Mercer Art Centre, een tamelijk decadente tent vol glitter en glamour en homo-ondertonen. In het Mercer Art Centre, dat de ‘dure’ tegenhanger was van het meer ‘ratterige’ CBGB’s, begonnen overigens ook Kiss en The Sparks hun carrière.
Debbie herinnert zich The Stilettos als volgt: ‘Een porno-trio dat op rauwe wijze Shangri-Las – en Supremes-materiaal bracht. Maar je weet hoe het is als drie meiden samen moeten werken: haat en nijd.’
En dus was de band geen lang leven beschoren. En dus formeerde Debbie in augustus 1974 een nieuwe band, waarin zij het enige meisje was: Blondie. In eerste instantie nog met Fred Smith erbij, maar die vertrok al gauw naar Television. Daarna was Blondie de band van Chris en Debbie.
Peter van Bruggen typeert de muzikale rolverdeling tussen het Blondie-stel als volgt: ‘Chris was altijd meer freaky, met toetsen en zo, Debbie was meer poppy.’

PEMPHIS VULGARIS
Chris Stein, de eeuwige man op de achtergrond, hoort de geschiedenis in te gaan als een opportunist met goede tot zeer goede smaal. Hij gaf ons niet alleen Blondie, maar ook de Gun Club, haalde Iggy Pop uit de verdomhoek en probeerde James White – tevergeefs – onder de aandacht van het grote publiek te brengen. Dat was allemaal in het jaar 1981, toen hij zijn prestigieuze Animal-label bestierde tot hij door een mysterieuze ziekte werd geveld. Pemphis Vulgaris. Chris na het herstel, dat vier jaar had moeten duren: ‘Je huid versteent helemaal en valt dan in brokjes af. Op een gegeven moment leek ik net een oppervlakte van Mars.’
Debbie, die hem al die jaren verzorgde: ‘Zes maanden lang heeft hij niet kunnen eten. Toen begon zijn huid af te vallen.’
God straft opportunisten, hoe briljant ook.

TRILOGIE
De eerste drie elpees van Blondie. Blondie (’77), Plastic Letters (’78) en Parallel Lines (’78) vormen een trilogie. Een pure poptrilogie, zoals weinig bands in hun oeuvre hebben. Ze waren stevig verankerd in de punk van die jaren, maar tot in al hun geledingen op verkenningstocht naar de grenzen van die stroming. Allereerst waren ze van begin af aan schaamteloos commercieel.

Blondie leunde zwaar op de meisjes-sound uit de jaren zestig (Ronettes, Shangri-Las en Surfaris) en ging over tienersex (of liever: tieners en sex). Mannen sprongen overboard, het meisje moest aan stukken gescheurd worden – vond haar jaloerse seksegenootje – en die was op haar beurt weer heel bevreesd maar ook een tikje benieuwd naar de (se)X Offender. Opvolger Plastic Letters introduceerde de sixties-charme in de hitparade via Denis, een cover van Randy And The Rainbows uit 1963, en sprankelde van onschuldige seksualiteit in juweeltjes als (I’m Always Touched By Your) Presence, Dear en I Didn’t Have The Nerve To Say No. Plastic Letters klonk als een geface-lifte Suzi Quatro die op de motorkap een beurt kreeg van de voltallige Sex Pistols terwijl Phil Spector stond te gluren (Blondie wàs onschuldig seksisme, een stripverhaal).
Blondie en Plastic Letters werden geproduceerd door Richard Gottehrer, in de jaren zestig bekend geworden als de man achter het geluid van Hang On Sloopy (The McCoys), koning van Amerikaanse tienersound van de jaren zestig.
Parallel Lines werd geproduceerd door de oude producer van Suzi Quatro en Mud en Sweet, Mike Chapman. De koning van de Britse tienersound van de beginjaren zeventig. Die had heel aardig door dat Blondie niet te lang moest blijven teren op het nostalgische jaren zestig-sfeertje van Denis. Hitbestendigheid vroeg om schaalvergroting en risico’s. Het uitbrengen van de single Heart Of Glass wàs een risico. Want Heart Of Glass was een nummer voor de disco, nee, Heart Of Glass wàs disco. En disco, dat was de natuurlijke vijand van de punk in die dagen.
Debbie, inderdaad al een stuk zelfbewuster: ‘De echte Blondie-sound is een combinatie van wat iedereen als jaren vijftig- en zestigmuziek ziet, met moderne elektronische muziek. Wat voor een heleboel mensen niet kan, maar ik geloof er heilig in.’
Chris (op de vraag of Blondie nu definitief de richting van ABBA op zal gaan): ‘Kijk, we hadden dolgraag buitenaardse ruimtemuziek gemaakt, maar dit is ook een uitdaging om goeie commerciële muziek te maken.’

COCKTAIL
De titel Parallel Lines verklaarde het een en ander: de commerciële en de undergroundpunk-lijnen moesten bij Blondie voortaan parallel gaan lopen. De hoes gaf ook uitleg: Debbie droeg een keurig cocktail-jurkje en de heren zaten netjes in het pak. Alleen hun (gym)schoenen detoneerden. Wij, de fans van het eerste uur, voorvoelden wat er te gebeuren stond: een definitief afglijden naar middle of the road. Maar we hielden de band nog even een hand boven het hoofd, vanwege Debbie’s prachtig ontboezemende Picture This: ‘I give you my finest hour, the one I was watching you shower’ en het perfecte popliedje Sunday Girl.
Daarna was het op. De charme was verdwenen. Blondie zou nog vier jaar bestaan, maar het was Blondie niet meer. Chris: ‘In feite is Blondie in ’78 opgeheven, maar daarna hebben we toch nog drie elpees gemaakt.’

RAP
Die drie elpees zijn muzikaal nauwelijks de moeite waard, maar hadden alle drie op hun eigen manier toch iets baanbrekends. Ten eerste zijn ze alle drie zeer divers. Toen de middelpuntvliedende kracht van de punk verdween, waaierde Blondie uit van new wave, naar reggae, naar powerpop, naar synthi-pop, naar Amerikaanse showbiz-deunen à la Doris Day. De groep wilde groot zijn, groots uitpakken. Op Eat To The Beat (’79) is de bubblegum daardoor zalverig, de romantiek klef en het song-materiaal zwak (okay, Union City Blue blijft een heerlijk nummer). Toch is Eat To The Beat een historische elpee. Al was het alleen maar omdat het het eerste popalbum was, dat gepresenteerd werd met een video-clip van alle songs.
Daarna kwam Autoamerican, waarop onpruimbare synthesizerklanken en moeilijk doenerige UFO-teksten hand in hand gaan met balzaal-romantiek waar de honden geen brood van lusten. Maar ook met het nummer Rapture. En hoe we het ook wenden of keren: Rapture is de eerste rap-single (nou, ja… single waarop gerapt wordt) uit de pop-historie die de eerste plaats van de Amerikaanse hitparade bezette. Dat was in 1981.
Debbie in datzelfde jaar: ‘Rapping is het favoriete tijdverdrijf van de Newyorkse straatjochies en ik ben in mijn binnenste nog altijd een Newyorks straatjochie.’
Debbie in de aanval: ‘Ik ben niet in dit vak gegaan om trends te volgen, maar om ze te maken.’
Debbie in de verdediging: ‘We hebben drie jaar tegen dat punk-stigma moeten vechten eer we met Heart Of Glass goed genoeg bevonden werden om in de (Amerikaanse) ether losgelaten te worden. Nu we wat dat betreft een beetje comfort bereikt hebben, gooien we die zekerheid overhoop door heel andere dingen te gaan doen. We waren als een popband erkend, net, en we vergooien onze reputatie om met een paar negers, disco-sterren nog wel, te gaan samenwerken. Dat wordt niet als normaal beschouwd. Je moet in je hok blijven zitten.’

ECHTE VROUW
Die negers, ‘disco-sterren nog wel’, waren Nile Rodgers en Bernard Edwards van Chic, met wie Debbie in datzelfde jaar haar eerste solo-album maakte: Kookoo. Kookoo was een soort kruising tussen Chic-disco en New Wave. Achteraf gezien wel een aardige plaat, eigenlijk. Geraffineerd en swingend. Maar daar zaten we niet op te wachten in 1981. Debbie verklaarde tegen de Belg Marc Didden: ‘Weet je wat me het meeste tegenstond? Dat heel Amerika ondertussen zwart zag van groepjes die op Blondie wilden lijken. Elke platenfirma had een groep met een meisje vooraan dat er een beetje sexy moest uitzien en met een onschuldig stemmetje halfbakken popsongs moest zingen. Daar ging ik van braken, onderhand.’
En dus wilde ze van haar imago af. De hoes van Kookoo deed daar passend aan mee. Gemaakt door H. R. Giger, decorontwerper in de film The Alien en later verantwoordelijk voor de lullen-kutten-poster waardoor de Dead Kennedys zoveel last zouden krijgen van woedende Washington Housewives. Voor Giger was punk akuPUNKtuur, en dus had hij Debbie’s gezicht toegetakeld met een stel ruige breipennen. Kookoo was een verbastering van de akupunktuur-term ‘Aku Aku’, legde Debbie nog eens uit, en wij begrepen er niets van, omdat we niet wilden begrijpen dat Debbie weg, weg, weg wilde van haar oude punk-imago. Ze liet haar haar ontkleuren, droeg het eerst als een platte pothelm en verstopte het later onder Happy Hooker-pruiken (‘ik ben ten slotte achterin de dertig, ik mag er zo stilaan als een echte vrouw uitzien, ja’).
Zo’n vresekijke pruik draagt ze ook op de hoes van The Hunter, de laatste Blondie-plaat. Een afgrijselijk gedrocht. Maar ik heb aangekondigd dat er iets baanbrekends aan is, en dat is er ook: de hard-rock-outfit die Debbie op de hoes draagt. Alsof ze een kruising van Axl Rose en Tina Turner eind jaren tachtig in gedachten had. De single Island Of The Lost Souls was nog well een hit en er werd nog wel een wereldtournee gestart, maar Chris Stein stortte in vanwege zijn pemphis en Blondie stierf een roemloze dood. Dat was medio ’82.
Debbie zette zich aan haar taak van ziekenverpleger en begon aan een carrière buiten de muziek: ‘Ik wil filmen, maar niet in rock & roll-films, niet in sexfilms, niet in flutfilms.’ Ze kreeg haar filmrollen, was te zien in Roadie van Alan Rudolph en Union City van Amos Poe, en later in David Cronenbergs Videodrome en in Hairspray van John Water. Filmcritici roemden haar als een voortreffelijk actrice: ‘Ik ben graag goed in wat ik doe.’ Ze speelde op Broadway een rol als vrouwelijke worstelaar (wat hadden we graag in de zaal gezeten) en ook zong ze en componeerde mee aan filmsongs voor Scarface (Rush Rush Rush, met discoproducer Giorgio Moroder, Polyester en American Gigolo (Call Me, eveneens Moroder). Tijdens de ziekte van Chris maakte ze geen platen meer, tot ze eind ’85 met Jellybean Benitez (van Madonna, juist ja) aan de soundtrack van de rap-film Krush Groove werkte. Daarna kwam de single French Kissin’ In The USA en een tweede soloplaat Rockbird (1986) en was ze eveneens te zien als mede-presentatrice in het (Amerikaanse) MTV – programma ‘Andy Warhol’s 15 Minutes’. Andy noemde haar ‘my favorite popstar’, zij kaatst terug met ‘I’m my favorite popstar’.
Rockbird was een flop. Met Def Dumb And Blonde mag dat niet gebeuren. Def Dumb And Blonde ligt nu in de winkel. Nu, 1989. Het is de beste Blondie-elpee, hoewel het een Debbie Harry-elpee is, sinds de dagen van het broekje. Enige tranen zijn op hun plaats. Chris en Debbie zijn onlangs uit elkaar gegaan, dus dromen mag weer. De plaat is geproduceerd, zoals in de good old days, door Mike Chapman, en rillingen gaan over de rug bij End Of The Run, het afsluitende nummer. Ren naar de platenzaak, mannen en vrouwen uit ’77! Debbie’s stem glijdt in je oor, terwijl ze jouw en haar verleden weer tot leven roept. ‘That was the season we made our dreams come true, there was no limits to what we could do’. De nostalgische trip duurt zeven minuten. Er was een zomer, waarin de muziek nog nooit zo opwindend geklonken heeft. ’77. ‘I knew it then, it won’t be back again.’ Debbie legt uit: ‘Het is treurig wanneer grootse momenten voorbijgaan, maar het is ook geweldig als je erbij was toen ze gebeurden.’
Het broekje van Deborah Harry, op 19 november 1977, is nog steeds onsterfelijk, en nu ter zake.

(Met dank aan alle Blondie-fans, met name Peter, Marc, Miranda, Tooske, Theo en Lejo, zonder wie dit verhaal nooit geschreven had kunnen worden, the end of the run, we had our fun)

Show More

Related Articles

Back to top button