Muziek Expres
Blondie-bassist gaat voor anderen schrijven
Nigel Harrison, in het dagelijks leven bassist en componist bij de New Yorkse sterrenformatie Blondie heeft onlangs een songwriters-contract getekend met Chinnichap Publishing. Achter deze zeer florerende maatschappij zitten twee overbekende heren, genaamd Roger Chinn en Mike Chapman. Producers en tekstdichters die ook al werk leverden en samenwerkten met Smokie, The Knack, Blondie en andere grootheden. Nigel Harrison, gaat voor deze heren songs schrijven die dan door nieuwetalenten op de plaat worden gezet. Zowel Chinn als Chapman geloven heilig in het talent van Harrison. De Blondie-bassist schreef immers eerder de overbekende hit “One Way or Another” voor zijn eigen formatie Blondie. En wie zo’n nummer kan schrijven, redeneren Chinn en Chapman, is een zeer goede songwriter.
BLONDIE GRIJPT DE MACHT
Met de LP “Eat To The Beat” is het gelukt. Blondie hoort in het felbegeerde rijtje der sterformaties thuis. De dame en heren vinden dat echter geen reden tot feestvieren…
In ’77 doet een groep, genaamd Blondie, voor de eerste keer van zich spreken. Deborah Harry, Chris Stein, Gary Valentine, Jimmy Destri en Clement Burke spelen een debuutplaat vol met frisse jaren zestig muziek. De muziekkenners spreken van een nieuw talent en een aanwinst. Het grote publiek ziet er niets in. De plaat slaat niet aan. Blondie is gedoemd om als eendagsvlieg door ‘t leven te moeten. Terwijl Amerika de band niet ziet zitten, gebeurt er in Europa een klein wondertje. De Engelse punks zien in de muziek van Blondie iets wat ze aanspreekt. Wát, is nooit echt duidelijk geworden, daar Blondie tekstueel zeker niet de revolutie predikt. Maar dat wondertje geschiedt en LP nummer 2 “Plastic Letters” wordt goud in Engeland en de rest van Europa, mede dank zij het gigantische succes van “Denis”. Blondie is de topgroep hier, maar wordt nog steeds in het door disco overheerste vaderland doodgezwegen. Totdat de LP “Parallel Lines” wordt uitgebracht met de song “Heart of Glass” erop.
Jawel, een onvervalst disco-getint nummertje dat warempel de hit van het jaar wordt in Amerika. Het kan niet mooier. De vanouds echte new-wave-formatie is heel even vreemd gegaan. Heeft zich aangepast aan de dans-trend. En de komst van hit-producer Mike Chapman is ook al een concessie. Al met al denken de Amerikanen dat ze Blondie ontdekt hebben. Is me dat even lachen. Maar ondertussen wacht Europa vergeefs op optredens. Blondie komt niet. Verkiest Amerika boven Engeland en Nederland, waar de victorie ooit begon. Dat alles roept vragen op. vragen waarop alle bandleden onderling een antwoord proberen te geven…
Chris Stein
(slag-gitaar)
over het waanzinnige succes
“Eerlijk gezegd dacht ik dat het bij de eerste Blondie-LP zou blijven. De tijd was toen niet rijp voor muzikale vernieuwingen. Amerika was zo conservatief als m’n bedovergrootmoeder. Het overkwam een groep als Roxy Music toch ook. Een gigantische groep met een evenzo te gek geluid. De eerste plaat flopte in Amerika. Het was verschrikkelijk. Europa was daar wel rijp voor. Met name Engeland en vooral Nederland erkenden ons talent.
Amerika dacht dat we de revolutie predikten. In wezen is het triest dat we moesten overschakelen tot een soort disco-song. Een soort, zeg ik, want het was natuurlijk niet een ordinaire disco-stamper. Wat dat enorme succes mij doet? Ach, het is allemaal zo betrekkelijk, hè. Als je zo populair bent, zo groot bent, zo toegejuichd wordt, dan voel je je een museumstuk. Succes heeft ons niet veranderd. Eigenlijk geloven we er niet in. Je kunt je slechts meer permitteren. Da’s alles.”
Jimmy Destri
(toetsen)
over het spelen in een top-groep
“Natuurlijk is er een verschil gekomen in appreciatie. Nu spelen we in stadions, toen in kleine zaaltjes, maar het enige wat me boeit is het publiek. En dat is dus gebleven. Als de mensen zich maar kunnen vermaken, hè. Maar ze zijn kritielozer geworden hoor. Wat Chris zegt is wel waar. We zijn museumstukken. Met de nadruk op Debbie natuurlijk, want dat is gewoon een stuk. Het enige plezier dat ik heb is dus dat spelen. De rest interesseert me geen mallemoer. De business kan me gestolen worden. We hebben die liveoptredens nodig. Voor de kick. Maar af en toe denk ik wel eens dat de meute alleen maar komt voor de sensatie. Om later te kunnen vertellen: we hebben Blondie gezien. Wij waren erbij.”
Frank Infante
(solo-gitaar)
over de Nieuwe Muziek
“Wat wij maken, wordt in Amerika Nieuwe Muziek genoemd. Dat is het natuurlijk niet. Dat besef ik ook wel. Het is gewoon een combinatie van dingen. Rock’n’roll uit de jaren zestig met wat meer power. Maar “Nieu we Muziek” heeft mijns inziens wel te maken met een nieuwe aanpak. Een ander uitgangspunt. We hebben jaren gezocht naar een bepaald geluid. Sommige mensen zeggen dat we uitgepoept waren na “Plastic Letters” maar we zoeken nog steeds. “Eat To The Beat” is weer een combinatie van alle vorige albums. Dat is min of meer de Nieuwe Muziek waar ik heen wil. Van alles wat. Commercieel voor het volk, maar wel zo verantwoord als de pest…”
Nigel Harrison
(bas)
over de grote teleurstelling
“Ik dacht dat je van beroemd zijn een ander mens zou worden. Er is me echter in het geheel niets overkomen. Ik ben dus niet anders, maar heb wel zo’n vreemd gevoel hè, door al die populariteit. Dat je alleen maar gewerkt hebt om meer en meer geld op je bankrekening te krijgen. En verder niets. Ja, dat is voor mij toch wel een grote teleurstelling geweest. Wat ik dan wel mis? Ik mis die spanning van het knokken. Vechten om heel erg beroemd te worden. Waar moet ik nou nog voor vechten? Het enige plezier dat ik heb is gewoon maar blijven spelen. Leuke dingetjes componeren, vind ik ook heel leuk. Maar verder…”
Clem Burke
(drums)
over de muziek als mode-verschijnsel
“In 1976 droeg ik dezelfde kleren als die ik nu draag. Mensen vonden het een apepakkie. Nu is het volop mode. Zo ontstaan ook muzieksoorten. Punk is het beste voorbeeld, maar ook disco. Die twee zaken hebben niets met muziek te maken. Ik geloof dat ook wij daar slachtoffer van zijn geworden. Door Debbies uiterlijk hoorden we erbij. Ze was en is het smoel van Blondie. Image is een onvermijdelijke zaak voor een volk dat in eerste instantie in de buitenkant is geinteresseerd. Maar modieus is onze muziek niet. Eerder nostalgisch. We maken wat we leuk vinden. En onze voorkeur ligt duidelijk in de jaren zestig. Toen gebeurde er wat. Meer dan nu. En daar verandert ook Blondie niets aan. Het is nu wel even anders. Blondie moet blijven spelen. Zo niet dan vergeten ze je. Legendarisch wordt niemand tegenwoordig meer. Die tijd is namelijk echt voorgoed voorbij.”
Debbie Harry
(zang)
over haar uiterlijk, de band en de bizz.
“Ik heb ooit in een interview gezegd dat ik graag “sex” had willen uitvinden. Het lijkt me prachtig om in de encyclopedie te staan als uitvinder van de sex. In Amerika denken ze trouwens dat ik een soort wild wijf ben, hoor. Dat is dan ook honderd procent mijn schuld. Ik wilde dat zelf omdat je met zesduizend pukkels nou eenmaal niet beroemd kan worden. Onappetijtelijk zie ik er niet uit, maar ik ben best wel eens jaloers op andere dames. Ze zijn veel en veel mooier dan ik. Staan op hun eigen elpees in vol ornaat en floppen als gekken. Dus ligt het daar niet alleen aan, dacht ik. Ik heb al eens tegen tegen jullie gezegd dat ik niet zonder de band kan. Dat gaat nog steeds op. Gelukkig componeer ik nu zelf ook. Mijn mening over muziek is overigens totaal anders dan die welke de boys er op nahouden, hoor. Gospel is mijn muziek, maar dat geeft toch niet. Iedereen redeneert vanuit andere invloedsferen. Wat ik van de popbizz vind? Ach, we draaien er lekker in mee. Het is je werk. En te gek werk. Maar ik luister niet naar andere bands als je dat bedoelt. Wat er gebeurt in de bizz interesseert me niet zo veel. Hoewel ik wel vaak naar bands ga kijken. Voor de lol. Om te voelen wat mijn publiek voelt. Da’s soms leuker dan zingen, vind ik. Ik kan eigenlijk verder weinig zeggen over de business. Ze doen maar. Zoland ik er plezier in heb, erger ik me nergens aan…”